Agrarisch Natuurbeheer

Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) richt zich op het behoud en herstel van biodiversiteit, het behalen van water- en klimaatdoelen en het beheer van agrarische natuur en het agrarische landschap. Provincies zijn verantwoordelijk voor het realiseren en monitoren van internationaal afgesproken natuurdoelen. Zij regisseren ook de gebiedsprocessen die onderdeel zijn van het beleid. De provincies leggen ambities en natuurdoelen vast in een provinciaal Natuurbeheerplan. In dit plan staat van welke plant- en diersoort (doelsoort) het behoud, herstel of de terugkeer als doel van het natuurbehoud wordt gezien. Doelsoorten zijn vaak bedreigde of zeldzame soorten waarvoor beheer nodig is voor het behoud ervan.

Kern van het ANLb is de zogeheten leefgebiedenbenadering voor deze doelsoorten: het creëren en/of in stand houden van een leefgebied voor een soort of groep van soorten die vergelijkbaar beheer vragen. De beheeractiviteiten in een agrarisch leefgebied hebben bijvoorbeeld als functie het creëren van foerageergebieden of het optimaliseren van voortplantingsmogelijkheden voor deze soorten. Deze activiteiten zijn samen te vatten in een leefgebiedenbenadering.  

Het ANLb wordt uitgevoerd door de ongeveer 11.000 deelnemers, aangesloten bij één van de veertig agrarisch collectieven. Dit zijn samenwerkingsverbanden van agrariërs en grondgebruikers die het natuur- en landschapsbeheer van landbouwgrond op zich hebben genomen.  
Deelnemers aan een agrarisch collectief kunnen een vergoeding krijgen voor dit beheer. Ze sluiten daarover contracten af met provincies. De collectieven op hun beurt maken afspraken met deelnemende boeren over de beheerpakketten die de boeren uitvoeren en de vergoeding (subsidie) die ze daarvoor ontvangen.

In een gebiedsaanvraag laten agrarische collectieven zien welke prestaties zij willen realiseren en hoe die prestaties bijdragen aan de doelen van de provinciale Natuurbeheerplannen. Tijdens de zesjarige subsidieperiode monitoren en verantwoorden de collectieven jaarlijks, vóór 1 oktober, het uitgevoerde beheer.  Deze beheermonitoring is vooral bedoeld om inzicht te krijgen in de effecten van het beheer. Op basis van de bevindingen wordt het beheer tijdens het seizoen bijgesteld als dit nodig is. Provincie en agrarisch collectief voeren een verantwoordingsgesprek over het verloop van het huidige beheerjaar en de verwachtingen voor het jaar erop. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland toetst of het beheer voldoet aan de subsidie-eisen van de provincie. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit voert daarnaast veldcontroles uit op basis van steekproeven.